Cobouw, 16/11/2022

Vijf vragen over de Kaderrichtlijn Water en de bouw

Foto: Johan Nebbeling

Terwijl de stikstofcrisis nog volop voortwoekert, dient zich alweer een nieuwe crisis aan: de watercrisis. Als Nederland in 2027 niet voldoet aan de Europese Kaderrichtlijn Water kunnen bouwprojecten worden geblokkeerd of stilgelegd. Vijf vragen over de Kaderrichtlijn Water.

1 Wat is de Kaderrichtlijn Water?
Een Europese wet uit 2000 (Richtlijn 2000/60EG), die verordonneert dat in 2027 de waterkwaliteit in alle Europese landen aan strenge eisen moet voldoen. Die eisen hebben betrekking op vervuiling, verdroging en onttrekking van water. De richtlijn betreft zowel oppervlaktewater als grondwater. Landen zijn verplicht de Kaderrichtlijn Water op te nemen in hun nationale wetgeving en moeten ervoor zorgen dat de door Europa aangewezen wateren voldoen aan de eisen. Europa is voor de richtlijn ingedeeld in verschillende stroomgebieden van rivieren van bron tot monding. In Nederland gaat het om de stroomgebieden van de Eems, de Rijn, de Schelde en de Maas.

2 Hoe is het gesteld met de waterkwaliteit in Nederland?
Niet best. Uit een recent onderzoek van advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos, in opdracht van Natuurmonumenten, blijkt dat op dit moment vrijwel geen enkel Nederlands waterlichaam aan de kwaliteitseisen voldoet, zegt Tom Kunzler van opdrachtgever Natuurmonumenten. “Door tal van maatregelen is de kwaliteit van het Nederlandse oppervlaktewater beter geworden dan in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw het geval was. Met name de Rijn is veel schoner geworden doordat fabrieken in Duitsland hun chemisch afval niet meer ongezuiverd op de rivier lozen. Vooral tussen 2000 en 2010 is de waterkwaliteit in Nederland over de hele linie sterk verbeterd. Maar sindsdien is er eigenlijk amper verbetering opgetreden, vooral omdat we te maken hebben met nieuwe of meer intensieve vormen van vervuiling. Zoals de emissies van de industrie en met name de intensivering van de landbouw met gebruik van pesticiden en (kunst)mest. Ook is ons water vervuild door medicijnen en niet te vergeten PFAS, een reeks van honderden onbekende nieuwe chemische stoffen die schadelijk kunnen zijn voor mens en dier. Verder speelt de droogte van de afgelopen vijf jaar een rol. Hoe minder water, hoe hoger de concentraties vervuilende stoffen.”

Bij deze ontwikkeling past wel een kanttekening, aldus Simon Handgraaf, een in milieu- en omgevingsrecht gespecialiseerde jurist die heeft meegewerkt aan het onderzoek van Witteveen+Bos: “Nederland is het slechtste jongetje van de klas in Europa, maar dat komt mede doordat wij meer stoffen meten dan veel andere Europese landen. En als je meer meet, is het logisch dat je ook meer vervuilende stoffen aantreft. Aan de andere kant hanteren wij lagere normen dan veel andere landen, omdat Nederland veel wateren als kunstmatig of sterk veranderd heeft aangemerkt.”

3 Wat gebeurt er als Nederland eind 2027 niet voldoet aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water?
Om te beginnen, zegt jurist Handgraaf, kan en zal de Europese Commissie boetes en dwangsommen gaan opleggen. Het opleggen van dwangsommen van 5.000 tot 30.000 euro per dag en boetes tot tientallen miljoenen euro’s behoren tot het instrumentarium van de Europese Commissie om maatregelen af te dwingen.

Maar ook voor de samenleving, en met name de bouwsector, kunnen de gevolgen zeer ingrijpend zijn. Rond vooral grotere en binnenstedelijke bouwprojecten en infrastructurele projecten kunnen zich situaties gaan voordoen zoals die ook rond stikstof spelen: het weigeren of zelfs intrekken van al afgegeven vergunningen, waardoor bouwprojecten niet van de grond komen of moeten worden stilgelegd. Bijvoorbeeld omdat er geen grondwater mag worden onttrokken of omdat een bouwproject een negatieve invloed kan hebben op de waterkwaliteit van nabijgelegen rivieren, kanalen, meren, grachten, sloten en andere wateren.

Handgraaf acht de kans dat bouwprojecten geblokkeerd zullen worden, ‘heel reëel’. “Zoals met stikstof is gebeurd, zullen burgers en milieuorganisaties ook naar de rechter stappen om handhaving van de Europese regelgeving af te dwingen. Reken maar dat milieuactivist Johan Vollenbroek (die met rechtszaken de stikstofproblematiek op scherp zette – red.) zich al langs de zijlijn warm loopt.”

Hoe dan ook verwacht Handgraaf dat de problemen rond de Kaderrichtlijn Water een belemmering zullen vormen voor de enorme woningbouwopgave waar Nederland voor staat, maar ook voor de realisering van belangrijke infrastructurele projecten.

De impact daarvan is echter nog onduidelijk, omdat het onderzoek van Witteveen+Bos zich richt op de gevolgen voor de natuur en niet specifiek op de bouw. Op dit moment onderzoekt Witteveen+Bos in opdracht van Bouwend Nederland de gevolgen van de Kaderrichtlijn Water voor de bouwsector. De uitkomst van dat onderzoek wordt binnen enkele maanden verwacht.

4 Kan Nederland in 2027 überhaupt voldoen aan de voorwaarden van de Europese Kaderrichtlijn Water?
Dat is vrijwel uitgesloten, erkent ook minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat in antwoord op vragen van de Tweede Kamer. Binnen vijf jaar kunnen voldoen aan de eisen, vergt grote politieke en bestuurlijke inspanningen, meent onderzoekster Lianne Slagter van Witteveen+Bos. “De verantwoordelijkheden voor de waterkwaliteit- en kwantiteit zijn in ons land behoorlijk versnipperd. Soms bestaat er geen consensus over wie welke verantwoordelijkheid op zich hoort te nemen, en worden pijnlijke maar noodzakelijke maatregelen ten behoeve van de waterkwaliteit uitgesteld of niet genomen. Daarnaast hebben overheden te maken met het aanpakken van meerdere crisissen tegelijk, waardoor er niet altijd evenveel vaart gemaakt wordt met de stikstof- en waterproblematiek. Het rijk zou de regie moeten nemen zoals nu bij de stikstofproblematiek is gebeurd, maar doet dat nog onvoldoende. De waterdoelen zijn nog veel te zacht, terwijl er echt zeer ingrijpende maatregelen nodig zijn als het gaat om het terugdringen van de vervuiling en het tegengaan van de uitputting van met name het grondwater. Niet voor niets trekken ook de waterleidingbedrijven aan de bel: het is echt vijf voor twaalf. Om deze problematiek nog tijdig het hoofd te kunnen bieden, moeten er snel moeilijke beslissingen worden genomen.”

5 Dus wat nu?
Tja, zeg het maar. Nederland heeft tot eind 2027 om te voldoen aan de normen. Eigenlijk was 2015 de deadline, maar Nederland tweemaal uitstel aangevraagd. Na 2027 is nogmaals uitstel aanvragen niet meer mogelijk. De grootste problemen worden verwacht als Nederland na 2027 niet voldoet aan de normen, maar ook nu al kunnen er rechtszaken gevoerd worden wanneer het water verslechtert omdat er volgens de KRW een verbod op verslechtering bestaat. Maar voor de periode na 2027 kunnen grotere problemen ontstaan met Europese boetes en problemen met vergunningen, al denkt minister Harbers dat er als gevolg van de waterproblematiek ‘geen hele sectoren op slot zullen gaan’. Hij trekt ruim 800 miljoen euro uit voor het oplossen van de problemen. “Het besef dat er snel iets drastisch moet gebeuren begint langzaam in te dalen”, zegt Slagter.

Harbers verwacht niet dat Nederland in 2027 aan de voorwaarden voldoet, maar rekent op coulantie van Europa als Nederland kan aantonen dat het land wel heel erg zijn best doet. De Kaderrichtlijn biedt enkele uitzonderingsmogelijkheden, zoals het verlagen van de opgelegde doelstellingen, maar alleen onder zeer strikte voorwaarden, waarvan het volgens jurist Handgraaf zeer twijfelachtig is of Nederland daaraan zal kunnen voldoen.

“Bovendien”, zegt hij, “is Europa wel een beetje klaar met Nederland, dat altijd probeert onder Europese regelgeving uit te komen en tot het laatste moment weigert maatregelen te nemen. De watercrisis zoals die zich nu aandient, is daarvan het resultaat, zoals ook de stikstofcrisis het gevolg is van voortdurend wegkijken en uitstellen. Anders dan de stikstofcrisis, waarbij we ook te maken hebben met stikstofneerslag uit het buitenland, kunnen we bij de waterproblematiek veel minder naar het buitenland wijzen. Dit is echt een Nederlands probleem en we hebben twintig jaar de tijd gehad om er een oplossing voor te vinden. Dat hebben we verzuimd. Nu ruikt de Europese Commissie bloed.”

Trouw, 27 augustus 2016

Afscheid van de Hedwige

Het lot van de Hertogin Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen is beklonken. Over een paar jaar is de polder (uit 1907) langs de Westerschelde natuurgebied. Fijn voor de vogels. Maar wat gaan we missen aan de Hedwigepolder? Johan Nebbeling wandelt er rond. 

 Het oorverdovend ruisen van de populieren op de Engelbertstraat – vol in de wind – is bijna intimiderend. Proef ik razernij in dat tieren van de bladeren? Het zou zo maar kunnen. De hele Hedwigepolder is doortrokken van onderhuidse woede. De spandoeken en borden met ‘Ontpoldering? Nee!’ en ‘Stop de Groene Leugen’ tonen dat het besluit om deze polder ‘terug te geven aan de natuur’, zoals de politieke deal met België eufemistisch wordt genoemd, op weinig begrip kan rekenen.

Toch wordt binnenkort de dijk langs de Schelde doorgestoken en de rijke poldergrond ontgraven; de bomenrijen gerooid, de wegen opgebroken, de huizen en boerderijen gesloopt. Dan gaat de Hedwigepolder (weer) deel uitmaken van het Verdronken Land van Saeftinghe, het natuurgebied aan de andere kant van de Scheldedijk. Graan, aardappels, maïs, uien en andere gewassen maken plaats voor slikken en schorren, de habitat van vele vogelsoorten.

Cultuurlandschap

Wat gaan we eigenlijk missen aan de Hedwigepolder? Een mooi, kleinschalig Nederlands cultuurlandschap, blijkt als ik er op een doordeweekse dag rondwandel. In alle rust – afgezien van het ruisen van de bomen – want een populaire toeristische attractie is de Hedwige niet en nooit geweest. Groot evenmin, met een oppervlakte van nog geen 3 vierkante kilometer. Eigenlijk bestaat de polder uit niet meer dan een paar lange lanen met daartussen landbouwgrond.

De alomtegenwoordige populierenlanen en -bosjes zijn dé troef van de Hedwige. Mooie bomen zijn het, die populieren. Niet in het minst door dat niet aflatende, bijna hypnotiserende ruisen, waardoor je na verloop van tijd in een dromerige, contemplatieve stemming raakt. De hoge, dubbele rijen populieren geven het platte polderlandschap reliëf en markeren de kronkelige dijkjes en kaarsrechte wegen. Ze bakenen het open landschap af en maken het knus en overzichtelijk.

Petje

Een aantalhuizen staat al leeg; de bewoners hebben eieren voor hun geld gekozen en zijn vertrokken. Andere zijn nog bewoond, maar hun bewoners tonen zich niet. Op de wegen is het stil. Een enkele oudere wielertoerist, met nog zo’n ouderwets wielrenpetje; een echtpaar op elektrische fietsen; een pick-uptruck met twee groetende werklieden.

Zeldzaam verschijnsel hier: twee wandelaars die naderen over de eindeloos lange Engelbertstraat. Het zijn Gerrit en Tineke – “liever geen achternamen” – uit Dalfsen, überfitte vijftigers die op een camping staan in het nabije Hulst. Ze maken van de gelegenheid gebruik om – misschien als laatste mogelijkheid – de Hedwige te verkennen. Mooi, vinden ze het er. “Wat een waanzin dat ze dit onder water gaan zetten”, zegt Gerrit, geboren en getogen in de Noordoostpolder.

Op de velden staat de maïs al aardig hoog, het koren (is het tarwe?) schiet op en hier daar is gehooid, misschien voor het laatst. Op mijn nadering vliegen roofvogels – ik zie een buizerd en een bruine kiekendief – op, een chagrijnige reiger klapwiekt met tegenzin weg, een haas maakt zich rap uit de voeten.

Tegen de horizon steken de koeltorens af van de kerncentrale van Doel, de witte rookpluimen schuin afgebogen door de wind; op de achtergrond de kranen en installaties van de haven van Antwerpen. Dit groene, frisse polderland is omgeven door de onherbergzame, ontmenselijkte woestenij van het onverzadigbare havenbedrijf.

Afscheid

De Scheldedijk biedt uitzicht op de schuimende rivier, waar een enorm schip – de Cary Rickmers – door een sleepboot stroomopwaarts wordt getrokken. Het schorrenlandschap tussen dijk en water wordt bevolkt door ganzen, de vogels met het onnozelste voorkomen uit het vogelrijk (denk: Wammes Waggel) die zich niettemin – of juist daarom – hebben ontpopt tot de troetelschijtlijsters van de natuurbeschermers.

Aan de andere kant van de dijk neemt een Franstalige Belgische familie afscheid van hun mama, die met ronkende motor in een zware pickup-truck naar de bewoonde wereld vertrekt. De kinderen toeren na haar vertrek verloren rond op een lawaaiig brommertje.

Nederland en België gaan hier naadloos in elkaar over, de Hedwige ligt deels op Vlaams grondgebied. Wáár je bent, kun je zien aan de staat van de weg: goed onderhouden is Nederland, hobbelig en vol gaten is België.

Het Belgische deel van de polder is al ontgraven. Er is een nieuwe dijk aangelegd met een informatiecentrum en overal borden die trots vertellen over het ‘Hedwige-Prosperproject’ – ook de aangrenzende Belgische Prosperpolder wordt deels omgetoverd in nieuwe natuur.

Kerktoren

Prosperpolder is tevens de naam van een dorpje, waarvan de van verre zichtbare roodbruine kerktoren leven in de brouwerij belooft. Maar het blijkt niet veel meer dan een stoffig erf met een paar huizen. Het kerkje is gesloten.

Helemaal aan de andere kant van het gebied ligt Emmadorp. Ook een gehucht, maar er zit leven in. Niet in het minst door de aanwezigheid van het etablissement Het Verdronken Land, waarvan het interieur doet denken aan dat van een ouderwetse uitdragerij.

Op het terras overdenk ik – boerenboterhammen met oude kaas en mosterd onder handbereik –  het droeve lot van de Hedwigepolder. Hoe kan het dat, behalve een paar Zeeuwen, niemand zich druk lijkt te maken over de teloorgang van dit ooit moeizaam op de zee gewonnen polderland? Komt het omdat de Hedwige klein, onbetekenend en ver weg van alles is? Interesseert het gewoon niemand een biet? En is de ‘natuurwaarde’ – wat dat ook mag behelzen ? – van door mensenhanden gemaakte cultuurgrond per definitie inferieur aan die van evengoed door mensenhanden gemaakt natuur?

Binnen legt de bardame van Het Verzonken Land een nieuw plaatje op haar grammofoon. Met die mooie snik in haar stem bezingt countryzangeres Tammy Wynette haar zoveelste scheiding.

Kader

De Hertogin Hedwige Polder ligt langs de Schelde in het oostelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen op de grens van Nederland en België en grenst aan Het Verdronken Land van Saeftinghe, in de middeleeuwen overstroomd land dat nu natuurgebied is. De polder is vernoemd naar Hertogin Hedwige de Ligne. Zij was de echtgenote van de opdrachtgever tot inpoldering, Hertog Engelbert van Arenberg. De wegen in de polder – die in 1907 werd drooggelegd – zijn vernoemd naar hun drie kinderen. In 2005 sloten Nederland en België een verdrag over de verbreding van de Schelde, waarbij – als compensatie voor natuur die daarbij verloren zou gaan – de Hedwige Polder zou worden ontpolderd en ‘teruggegeven aan de natuur’. Met name in Zeeland is fel geprotesteerd tegen  dat besluit, maar zonder resultaat. De ontpoldering stond voor dit jaar op het programma, maar vanwege nog lopende rechtszaken is nu 2018 de streefdatum. De Hedwigepolder is vanuit de Randstad het makkelijkst te bereiken via Antwerpen (er is geen openbaar vervoer). Horcea is er alleen in het gehucht Emmadorp, dat overigens niet onder water komt te staan. De VVV van de gemeente Hulst heeft een wandelroute van enkele kilometers uitgezet door de polder.

NRC 13 oktober 2022

Het examenschandaal van Doetinchem

Wandeling – Johan Nebbeling

Doetinchem was begin vorige eeuw het toneel van een groot onderwijsschandaal. De affaire is al lang vergeten, maar de meeste gebouwen waar die zich afspeelde, staan er nog. Een wandeling voert erlangs.

Een schandaal? Hier?!” Enigszins verontrust kijkt de uitbater van het restaurant in Hotel Ruimzicht op van haar werk achter de bar. Op gedoe zit ze duidelijk niet te wachten. Ze is gerustgesteld als ze verneemt dat het schandaal dateert van begin vorige eeuw. „Nee, van dat schandaal heb ik nooit gehoord.”

Het examenschandaal van Doetinchem, waarin het toenmalige jongensinternaat Ruimzicht een grote rol speelde, is al lang uit de collectieve herinnering verdwenen. Maar 120 jaar geleden was het het gesprek van de dag. En niet alleen in Doetinchem en omstreken.

De wandelgids Op schoolreisje, een uitgave van de Arnhemse uitgeverij Gegarandeerd Onregelmatig, onttrekt het schandaal van Doetinchem aan de vergetelheid. De gids bevat tien ‘onderwijshistorische’ wandelingen, waaronder een door Doetinchem. De wandeling voert langs gebouwen die een rol speelden in het schandaal, maar ook langs andere onderwijskundige instellingen en door het groene buitengebied van Doetinchem.

Langs de historie van het onderwijs

De wandeling door Doetinchem is 14 kilometer lang en staat uitgebreid beschreven in Op schoolreisje, een uitgave van Gegarandeerd Onregelmatig. In die wandelgids staan tien wandelingen langs plekken in Nederland die volgens de samenstellers belangrijk zijn geweest voor het onderwijs in Nederland.

Zoals de eenmansschooltjes in Noord-Holland (het Dik Trom-schooltje in Oosthuizen) en het door standsverschillen bepaalde onderwijs van Amsterdam (Theo Thijssen). Of de particuliere onderwijsinstellingen van Den Haag en de door bewogen activistische onderwijzers bestierde dorpsschooltjes in Friesland.

Gesjoemel

Maar eerst iets over dat schandaal. Ruimzicht, nu een luxe hotel met bar, terrassen en restaurant in een parkachtige omgeving, was begin vorige eeuw een aan het plaatselijke gymnasium gelieerd, christelijk internaat voor jongens van arme komaf. Die werden er opgeleid tot dominee. Er deden al langer geruchten de ronde over gesjoemel met de examenresultaten van de leerlingen, maar pas toen de leraar klassieke talen Johan Andreas dèr Mouw de fraude in 1904 naar buiten bracht, barstte de bom.

In het moddergevecht dat volgde dolf Dèr Mouw, klokkenluider avant la lettre, het onderspit. Na een rechtszaak, verdachtmakingen van homoseksualiteit en twee mislukte zelfmoordpogingen ontvluchtte hij Doetinchem en streek neer in Den Haag. Waar hij, pas na zijn dood in 1919, naam maakte als de dichter-filosoof Adwaita. Zijn dichtregel ’k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid werd een klassieker.

Ruimzicht, nu een luxe hotel, vroeger een jongensinternaat. Foto Johan Nebbeling

Reveille

Doetinchem was, en is, als centrumgemeente in de Achterhoek vanouds dé plek waar je moet zijn voor middelbaar en hoger onderwijs. Ook nu nog telt het stadje van 45.000 inwoners acht middelbare scholen, waaronder twee lycea, een hbo-opleiding en twee mbo-colleges.

De stad was begin vorige eeuw ook het epicentrum van een door orthodox-protestantse zendingsdrang ingegeven onderwijs- en opvoedkundig reveille onder aanvoering van de activistische en rechtlijnige dominee Jan van Dijk. Hij stichtte niet alleen het internaat Ruimzicht, maar ook een christelijke lagere school en tal van zondagsscholen – waar de internaatjongens van Ruimzicht bijbelles gaven.

Bombardement

Veel fysieke overblijfselen van de onderwijskundige historie – en van de rest van de historie van de stad – zijn bij een geallieerd vergissingsbombardement in 1945 verloren gegaan of later afgebroken. Zoals het christelijk gymnasium in de Van Nispenstraat, het startpunt van de wandeling. De school overleefde de oorlog, maar werd in 1968 alsnog gesloopt. Op de plek van het eclectische gebouw staat nu het Lyceumkwartier, een woon- en bedrijvencomplex waarvan de gevel vaag refereert aan de oude school.

Een stukje verderop in diezelfde Van Nispenstraat staat nog wel het gebouw van Van Dijks eerste christelijke lagere school in de overwegend katholieke Achterhoek, met op de gevel in koeieletters de aansporing: ‘Predik het Evangelie’.

Het is een mooi en indrukwekkend, classicistisch pand uit 1865, dat echter in het niet valt bij het kolossale zwart-granieten en met rode biezen gemarkeerde winkelpand ertegenover. Wat, vraag je je af, heeft het gemeentebestuur bezield om juist op deze historische locatie zoiets wanstaltigs toe te staan?

Het huis van leraar Dèr Mouw staat nog aan de Dominee Van Dijkweg 37. Een leraar klassieke talen had een dikke eeuw geleden kennelijk een hoge status met bijbehorend salaris, want hij bewoonde een riante, vrijstaande woning. Helaas verspert een horde bouwvakkersbusjes de vrije blik op het huis, dat ingrijpend wordt verbouwd.

Rietveld

Via Ruimzicht voert de wandeling langs het Rietveld Lyceum, een openbare school voor vwo, havo en vmbo en de ‘erfopvolger’ van het voormalige gymnasium. Het is vernoemd naar de bekende Utrechtse architect en draagt diens stijlkenmerken: veel lucht, glas en elementaire vormen. Rietveld tekende de eerste schetsen, maar overleed in 1964, ruim voor de opening in 1971. Zijn bureaugenoten maakten het werk af in zijn geest.

Het Rietveld trok sportief ingestelde leerlingen, onder wie voetbaltrainer Guus Hiddink, voetballer Klaas-Jan Huntelaar en de hockey-internationals Stephan Veen en Leo Klein Gebbink. Die toestroom van sportievelingen was mede te danken aan de ondernemende gymleraar Jan Kloen, tevens coach van het Nederlandse dameshandbalteam.

Het Rietveld Lyceum, de ‘erfopvolger’ van het voormalige gymnasium. Foto Johan Nebbeling

Kloen ging in 1960 sporttoernooien voor scholen in de regio organiseren. Het werd zo’n succes, dat schoolsporttoernooien (inter)nationaal navolging kregen. Zijn initiatief resulteerde in de oprichting van de Stichting Nederlandse Schoolsport. Nog ieder jaar reikt de school een trofee met zijn naam uit aan leerlingen die zich hebben onderscheiden. Maar Gerrit Rietveld zou zich in zijn graf omdraaien als hij kon zien hoe slecht onderhouden en armetierig het schoolgebouw er nu bij staat: zelfs de letters van zijn naam zijn afgekalfd.

Klootsema

Langs een wit huis met twee kleurig aangeklede poppen voor de deur – welke boodschap wordt hier uitgedragen? – voert de route naar de groene buitenwijken van Doetinchem. Daar heerst een haast on-Nederlandse stilte. Verkeerslawaai dringt niet door, op straat vertoont zich geen mens.

Daar, een beetje op afstand van de bebouwing en verscholen achter het groen, dient zich het voormalige Rijksopvoedingsgesticht De Kruisberg aan. Bij de bouw in 1866 gingen de jonge criminelen die er waren geplaatst nog gebukt onder een ouderwets strafregime. Dat veranderde toen in 1905 de leiding in handen kwam van de bevlogen pedagogisch vernieuwer Jan Klootsema. Die zag – heel vooruitstrevend voor die tijd – de ontspoorde jongens als misdeelde kinderen die niet moesten worden gestraft, maar geholpen om hun criminele neigingen af te zweren.

De Kruisberg, dat dienstdeed tot 2014, bood de 160 bewoners structuur met een dagelijks vast ritme van onderwijs, vakscholing en vrijetijdsbesteding. Een stenen erebankje voor het gebouw herinnert aan Klootsema en ook een straat is naar hem vernoemd. Tot het gebouw een nieuwe bestemming krijgt, is het in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw.

De voormalige Ambtsbegraafplaats. Foto Johan Nebbeling

Coulissen

Via een slingerend pad door natuurpark Overstegen – waar heckrunderen lopen – bereikt de wandelroute het groene buitengebied van Doetinchem, een kleinschalig coulissenlandschap doorsneden met slootjes, beekjes, zandweggetjes, bomenlanen en kronkelige landweggetjes. Hier kun je zomaar een patrouille in uniform gestoken meisjesscouts tegen het lijf lopen.

Einddoel is een voormalig zondagsschooltje van dominee Van Dijk, dat behouden is gebleven en nu als museum dienstdoet. Behalve een harmonium en wat oude schoolplaten valt er niet veel te zien.

Op de weg terug naar het centrum van Doetinchem springt de voormalige Ambtsbegraafplaats in het oog, een van de twee monumentale begraafplaatsen van de stad. De Ambtsbegraafplaats was in gebruik tot 1967. Nu is het een door vrijwilligers onderhouden, ietwat luguber parkje waar je in het halfduister onder hoge bomen en tussen de scheve grafstenen kunt nadenken over leven en dood. Of, zoals een buurtbewoonster doet, je hondje laten poepen.

 

Voor Daadkracht, het cliëntenmagazine van Werk en Inkomen Lekstroom, interviewde en fotografeerde ik collega Lysette Verwegen, die ondanks haar ernstige gezondheidsproblemen als journaliste aan de slag blijft.

 

Natuurcinclusief bouwen: het begint bij de bodem

Harwil de Jonge: Het begint bij de bodem (Foto: Johan Nebbeling)

Als portefeuillehouder duurzaamheid van bouwbedrijf Heijmans heeft Harwil de Jonge, tevens directeur van Heijmans Vastgoed Amersfoort, een eigenzinnige visie op duurzaam en natuurinclusief bouwen. “Het begint bij de bodem.”

Natuurinclusief bouwen heeft veel overeenkomsten met het bereiden van een pizza, meent Harwil de Jonge: het begint bij de bodem. Is de bodem van de pizza krokant en luchtig, dan smaakt hij eigenlijk altijd wel, ongeacht het beleg. Krioelt de bodem van een bouwlocatie van het leven, dan is dat bijna een garantie dat het met de duurzame invulling van die locatie ook wel goed komt.

Het belang van een goede bodem wordt zwaar onderschat, meent De Jonge: “Een bodem met een grote biodiversiteit is essentieel voor een gezonde en natuurlijke gebiedsontwikkeling. Zelfs zozeer dat, als het erop aankomt, je beter iets minder duurzame woningen kunt bouwen op een goede bodem dan zeer duurzame woningen op een slechte bodem. Maar het beste is natuurlijk: duurzame woningen bouwen op een goede bodem. Dat is wat wij nastreven met natuurinclusief bouwen.”

Funfactor

De Jonge, directeur vastgoed van Heijmans Bouw Amersfoort en portefeuillehouder verduurzaming van Heijmans, is een vrolijke man. Zijn veelvuldig klaterende lach weerspiegelt de funfactor van zijn werk, zoals hij dat noemt. “We zijn als bedrijf met iets heel moois bezig, de toekomst van het bouwen, de toekomst van Nederland zelfs. Dat is een zoektocht en we kiezen niet altijd voor de makkelijkste weg, maar het is geweldig om te mogen doen en op het resultaat ben ik heel trots.”

De Jonge is zo’n beetje de goeroe van het duurzaam en natuurinclusief bouwen in Nederland. Zijn bedrijf is voorloper op dat gebied. “Wij denken dat we anders kunnen en moeten gaan bouwen in ons land”, zegt hij. “Nederland wordt niet groter, maar toch moeten we een miljoen woningen bouwen. We hebben te maken met klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit, een teveel aan stikstof en zo nog wat milieuproblemen. Daar móet de bouw een antwoord op vinden. En dat lukt ons nooit als we op de oude weg doorgaan.”

Ingreep

Het antwoord ligt wat De Jonge betreft in een andere omgang met onze leefomgeving, een andere blik op wat bouwen is en vooral hoe je met bouwen ons land beter, mooier en gezonder kunt maken. De Jonge: “Als je gaat bouwen, pleeg je een ingreep in het landschap. Bouwen is per definitie een verstoring van een bestaande situatie. Daar kun je je bij neerleggen, zoals nu vaak gebeurt. Maar je kunt die verstoring ook gebruiken om de situatie te verbeteren. Als je dan toch aan de slag gaat… Zeker als je in het weiland bouwt, waar het bodemleven meestal nogal schraal is, kun je grote stappen zetten bij de verbetering van de biodiversiteit.”

Juist vanwege de impact die bouwen heeft op onze leefomgeving kan de bouw het verschil maken. De bouwwereld moet, vindt De Jonge, haar verantwoordelijkheid nemen als het gaat om Nederland duurzamer, gezonder en mooier te maken. “Wij verkeren daarvoor bij uitstek in de positie.”

Maar die boodschap lijkt nog niet echt te zijn doorgedrongen tot de Nederlandse bouwwereld, ziet hij. Toch is het pure noodzaak, ook uit welbegrepen eigenbelang. Duurzaam en natuurinclusief bouwen is een onontkoombare ontwikkeling. “Of je als bouwbedrijf toekomst hebt, wordt bepaald door je vermogen om duurzamer en gezonder te bouwen. Als we het niet uit onszelf gaan doen, zullen we er door Europese regelgeving wel toe worden gedwongen. Als Heijmans hebben we bewust voor een andere koers gekozen. Volgend jaar bestaan we honderd jaar. We willen graag over honderd jaar ons tweede eeuwfeest kunnen vieren.”

Circulair bouwen

Natuurlijk, er gebeurt al veel op het gebied van duurzaamheid  in de bouw. Energieneutraal en circulair bouwen is sterk in opkomst. Prima, vindt De Jonge, we moeten er vooral mee doorgaan en verdere stappen in zetten. Maar alleen naar het gebouw kijken, biedt onvoldoende soelaas, meent hij: “Als je echt duurzamer en natuurinclusief wilt bouwen, moet je het hele gebied in ogenschouw nemen. Het gaat dus om een heel andere manier van gebiedsontwikkeling.”

Gebiedsontwikkeling is vanouds corebusiness van Heijmans, aldus De Jonge. “Wij zijn nooit een ontwikkelaar geweest van de kleine, snelle projecten. We voelen ook op langere termijn betrokkenheid bij onze gebieden. Aan kennis en ervaring van gebiedsontwikkeling ontbreekt het niet. Maar gebiedsontwikkeling op basis van natuurinclusiviteit is ook voor ons een nieuw en onbekend terrein. Het is vooral een kwestie van gewoon maar gaan doen, uitproberen en daarvan leren.”

Overigens erkent De Jonge dat natuurinclusief bouwen een stuk makkelijker is in het buitengebied dan in de bestaande stad. “In het buitengebied heb je alle ruimte en kun je ongehinderd de grond in. In de stad stuit je al gauw op kabels en leidingen en kun je niet zoveel met de bodem. Dan moet je dus echt maatregelen treffen op gebouwniveau, zoals het gebruik van circulaire bouwmaterialen of het toepassen van groene daken. Daar zie ik ook al veel goede voorbeelden van.”

Projecten

Inmiddels heeft Heijmans een aantal projecten opgeleverd die als voorbeeld kunnen dienen voor toekomstige ontwikkelingen. Al maakt De Jonge daarbij meteen de kanttekening dat ieder gebied uniek is en dat dus ieder gebied een andere aanpak vraagt.

Een van die projecten is Maanwijk, een nieuwbouwproject van 120 woningen in Leusden op een voormalige maïsakker tussen twee bestaande wijken. De Jonge: “Voorop stond dat we van Maanwijk een gezonde, prettige, leefbare en duurzame buurt wilden maken. Maar we hebben lang geworsteld over de invulling van die gedachte. Welk verhaal moest Maanwijk vertellen? We konden wel tien thema’s bedenken, maar daar kun je niet mee uit de voeten. Uiteindelijk hebben we gekozen voor het thema sociale verbinding. Maanwijk moest een wijk worden waar mensen elkaar zouden kunnen ontmoeten in een natuurlijke en innovatieve omgeving.”

De opzet van Maanwijk weerspiegelt die gedachte. Zo kent de wijk hofjes, zijn er gemeenschappelijke binnentuinen, buurt- en pluktuinen, speelplekken en is de natuur prominent aanwezig, mede mogelijk dankzij de verbeterde bodem. Er is een collectieve opslagruimte waar buurtbewoners gereedschappen kunnen lenen, er zijn deelfietsen en er is een gezamenlijke boomgaard.

Energieneutraal

De woningen zijn gebouwd volgens het GezondWonen-concept met veel aandacht voor een goed binnenklimaat, energieneutraal en opgetrokken uit duurzame materialen en onder meer dankzij zonnepanelen en warmte- en koude opslag energieneutraal.

Met een uitgekiende waterhuishouding is de wijk voorbereid op de gevolgen van klimaatverandering. De Jonge: “De volgende stap is dat de bewoners hun steentje bijdragen door hun tuinen klimaatvriendelijk in te richten.”

Maanwijk telt starterswoningen, sociale huurappartementen, levensloopwoningen, twee onder een kap koopwoningen en vrijstaande ‘laanhuizen’. “Zo creëren we bewust een levendige mix van bewoners. We willen niet alleen voor mensen met geld bouwen, maar voor iedereen.” Alle woningen zijn voorzien van hoogwaardig internet en technologische snufjes, zoals een gezamenlijk alarmsysteem.

Partners

Opmerkelijk is dat Heijmans bij de ontwikkeling en een beheer van de wijk met ongebruikelijke partners samenwerkt. “Het past in ons beleid om partnerships aan te gaan met andere partijen. Vanouds natuurlijk gemeenten en provincies, maar ook sinds vorig jaar ook een organisatie als Staatsbosbeheer. Vijf jaar geleden waren we nog tegenstander, nu werken we samen bij het ontwikkelen en invullen van bouwlocaties. Wij werken ook al een aantal jaar samen met NL Greenlabel om duurzaamheid in onze gebiedsontwikkelingen meetbaar te maken. Dat moet ook wel, want hoewel wij zelf een aantal ecologen in dienst hebben, we hebben de kennis, ervaring en het commitment van partijen nodig om onze ambities te kunnen verwezenlijken.”

Heijmans werkt verder samen met organisaties als de Stichting Struikroven die door uitbreidingsplannen bedreigde planten, struiken en bomen van andere locaties redt en herplant en The Pollinators, een club die via het planten van bestuifbare gewassen het insectenleven wil versterken.

Investeringen

Het staat buiten kijf dat natuurinclusief ontwikkelen en bouwen complexer is dan traditionele bouw en dus ook duurder. Die extra kosten moeten uiteraard worden terugverdiend. Volgens De Jonge is dat geen probleem: “Mooie, leefbare, groene, gezonde en natuurlijke woonwijken zijn geliefd. Mensen zijn bereid meer te betalen voor een woning in zo’n wijk. Dus die extra investeringen verdien je wel terug.”

Maar, zegt hij, je kunt niet alles afzetten tegen verkoopcijfers. De grootste winst van natuurinclusief bouwen zit ’m niet in geld, maar in het verbeteren van de natuur en onze leefomgeving. “Dat is een maatschappelijke investering van onschatbare waarde die zichzelf, vroeg of laat, terugbetaalt aan ons nageslacht.”

Voor Cobouw reisde ik af naar The Village in New York. Maar dan aan de Rotterdamse Coolhaven.

New York aan de Coolhaven

Het nieuwbouwproject Little C aan de Rotterdamse Coolhaven is het geslaagde resultaat van een drieledige zoektocht, zegt directeur Job van Zomeren van ontwikkelaar en bouwer ERA Contour. “Little C bewijst dat het kan, een levendig nieuw buurtje maken in de bestaande stad.”

 

Een no-go area was het, een met wegen en tramrails doorsneden voormalige tippelzone aan de verrommelde Coolhaven. “De G.H. de Jongwegh en omgeving, daar had je als gewone burger niets te zoeken. Niemand wilde hier wonen”, zegt Job van Zomeren, directeur van ERA Contour (TBI).

Maar zijn bedrijf zag, samen met de collega’s van J.P. Van Eesteren (ook TBI), de potentie van het gebied: dicht bij een metrostation en het stadscentrum, de grote musea en het park van de Euromast nabij, gelegen aan zo’n beetje de enige Rotterdamse haven met water op straatniveau en – minstens zo belangrijk – de 15.000 medewerkers van het naast gelegen Erasmus Medisch Centrum in beeld als potentiële kopers en huurders.

Dieptepunt

Van Zomeren: “Let wel, het was 2013, het absolute dieptepunt van de woningmarkt. In heel Rotterdam werden dat maand twaalf woningen verkocht. Dus we wisten dat áls we hier iets gingen ontwikkelen, en dat wilden we, het iets heel bijzonders moest worden om mensen te verleiden hier te gaan wonen. Het moest absoluut veel kwaliteit en aantrekkingskracht hebben.”

Die opzet mag gerust geslaagd genoemd worden. Little C is een van de spraakmakendste nieuwbouwprojecten van de afgelopen jaren. Het gebied won al diverse prijzen, zoals in 2021 de Job Dura Prijs, de Rotterdam Architectuurprijs (publieks- én juryprijs) en recent de BNA-prijs voor leefbaarheid en sociale cohesie.

Torenflats

Van Zomeren is, uiteraard, trots op het prijswinnende resultaat. “We hadden ook drie torenflats neer kunnen zetten, dat was allemaal veel simpeler geweest. Maar wij wilden een nieuw buurtje aan de stad toevoegen, een verblijfsgebied waar mensen zich thuis kunnen voelen en waar ze met elkaar in contact zouden komen. Met Little C hebben we aangetoond dat het kan, een aantrekkelijk buurtje maken in de bestaande stad. En dat ook nog in zeer hoge dichtheid.”

Een puzzel was het wel, erkent Van Zomeren. “Het was een zoektocht op drie niveaus: stedenbouwkundig, architectonisch en qua invulling. Stedenbouwkundig moesten we een verbinding realiseren maken met de omgeving. Qua architectuur moest het spraakmakend en aantrekkelijk genoeg zijn om mensen te verleiden hier te gaan wonen. En wat de invulling van het bouwprogramma betreft, moesten we zo nauw mogelijk aansluiten bij de woonwensen van de toekomstige bewoners. Echt alles moest kloppen.”

Tramrails

De gemeente Rotterdam, die Little C van meet af aan zag zitten, bleek bereid de tramrails te verwijderen en wegen om te leggen waardoor de benodigde ruimte ontstond voor een op het Zuidwesten gericht bouwplan, grenzend aan de Coolhaven en met uitzicht op het park dat daar tegenaan zou worden aangelegd. “Door aan de drukke doorgaande ‘s Gravendijkwal de hoogste bebouwing te situeren, schermden we het gebied erachter af van het verkeer om zo een rustig woon- en verblijfsgebied te creëren”, aldus Van Zomeren.

Wat de architectuur betreft, vonden de ontwikkelaars en architecten inspiratie in het Meatpacking District en The Village in New York, een voormalig industrieel gebied dat transformeerde naar hippe woonbuurt. “De panden daar lijken erg op de gebouwen hier in de omgeving, zoals het voormalige belastingkantoor en De Machinist. We wilden dat Little C zou aansluiten bij die robuuste bakstenen gebouwen met hun kenmerkende vlakverdeling. Het Meatpacking District kenmerkt zich ook door zijn bakstenen gebouwen, stalen brandtrappen en loopbruggen en zijn hoge raampartijen met stalen kozijnen. Dat werd het uitgangspunt voor Little C.”

Familiehuis

Op een gebied van nog geen hectare staan vijftien gebouwen met in totaal 330 koop- en huurwoningen, het Familiehuis van Daniel den Hoed, ruim 3.600 m2 kantoorruimte en diverse horecavoorzieningen. Little C behoort daarmee tot de gebieden met de hoogste dichtheid van Nederland.

Toch voelt Little C nergens benauwd, dankzij de wandelstraten en de binnenpleintjes met veel groen, blijkt tijdens een wandeling door de buurt met Van Zomeren. “Juist omdat ontmoeting en beleving centraal staan, hebben we veel verblijfsruimte gemaakt.”

Alle gebouwen in Little C zijn ontworpen door de architectenbureaus CULD en Inbo, die in designteams werkten samen met gespecialiseerde ontwerpers. Voor de stalen elementen was dat bijvoorbeeld staalontwerper Ruud-Jan Kokke, voor het groen Van Helvoirt. “Door die samenwerking konden we optimaal gebruik maken van de deskundigheid van dé specialisten op hun gebied en zijn we tot verrassende oplossingen gekomen.”

Voegwerk

Hoewel de gebouwen dezelfde sfeer en kwaliteit uitstralen, ogen ze alle verschillend. Dat zit ‘m onder meer in de wijze waarop materialen slim zijn toegepast, zegt Van Zomeren. “We hebben bijvoorbeeld gekozen voor drie soorten baksteen, maar het lijken er veel meer. Dat is optische illusie. De verschillen komen puur door het andere voegwerk.”

Rijk, gevarieerd metselwerk, natuursteen in de plinten, luifels en trapjes zorgen voor de gewenste kwalitatieve en rijke uitstraling. “Onze vakmensen hebben zich daarop echt kunnen uitleven”, zegt Van Zomeren. “Maar let op”, wijst hij naar boven. “De detaillering beperkt zich tot de eerste zes meter, zie je wel? Dat is het deel dat je ziet. Daarboven zit gewoon eenvoudig metselwerk, wat een stuk goedkoper is.”

Raamkozijnen

Kostenbesparing is ook bereikt door met veel dezelfde elementen te werken, maar net even anders toegepast. “De stalen raamkozijnen bijvoorbeeld hebben een paar afmetingen. Maar door ze steeds verschillend te combineren verandert het hele beeld.”

De lagere gebouwen zijn verdeeld in clusters van drie, die samen een lift delen, toegankelijk via de loopbruggen. “Op een lift in ieder gebouw loop je leeg. Behalve dat we nu op de aanleg van twee liften besparen, houden we meer vierkante meters over voor woningen. De stalen noodtrappen, zoals je die ook in het Meatpacking District vindt, zijn niet louter decoratief, maar fungeren ook echt als vluchtwegen. Wat ook vierkante meters woonruimte oplevert.”

Nog zoiets: het vensterglas in de woningen is hoog reflecterend, zodat je alleen naar binnen kunt kijken als je er recht voor staat. Dat biedt de bewoners meer privacy. Van Zomeren: “Idee van de glasspecialist. Daar zouden we zelf nooit op zijn gekomen.”

En van groenspecialist Van Helvoirt kwam met het idee om boven op de ondergrondse parkeergarage een retentiebak aan te leggen, waarmee regenwater wordt opgevangen. “Er hoeft nooit gesproeid te worden. De retentiebak heeft voldoende capaciteit om alle planten en bomen drie regenloze maanden van water te voorzien. Het is daardoor ook een vorm van klimaatadaptatie.”

Bewoners

De invulling van het woningbouwprogramma is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met ongeveer tweehonderd potentiële bewoners. “We moesten er midden in de crisistijd  absoluut zeker van zijn dat voor de woningen die we op deze gekke plek zouden bouwen daadwerkelijk bewoners waren. Daarvoor was het van belang dat we een goed beeld kregen van hun woonwensen. Mensen kwamen uit de hele stad, maar vooral ook van het Erasmus MC. Op basis van hun ideeën en wensen hebben we het programma steeds aangepast. Bijvoorbeeld door een bepaalde tussenmaat van de appartementen, waarvan wij dachten dat er geen belangstelling voor zou zijn, aan het aanbod toe te voegen. Dat was mogelijk omdat we hadden gekozen voor een flexibel indeling van de verschillende gebouwen.”

Hugo Borst

In Little C zijn inmiddels alle woningen bewoond, alle kantoren verhuurd en alle horecavoorzieningen in bedrijf. De studenten van de naastgelegen Hogeschool Rotterdam komen er in de pauze graag een cappuccino drinken. De bekende voetbalcommentator en kunstenaar Hubo Borst heeft in Little C zijn atelier. Tussen Little C en het Erasmus MC wordt nog een loopbrug aangelegd, waardoor de medewerkers van het ziekenhuis die in het gebied wonen ook ’s avonds en ‘s nachts makkelijk en veilig van en naar hun werk kunnen lopen.

Little C heeft een nieuwe standaard gezet voor ontwikkelen en bouwen in de stad, meent Van Zomeren. “Je zult steeds vaker zien dat in binnensteden dit soort buurtjes wordt gerealiseerd”, zegt hij. “Maar het zou een vergissing zijn Little C een op een te kopiëren naar een andere stad. Daarvoor is het teveel afgestemd op en ingebed in deze specifieke locatie. Maar elementen uit Little C, zoals de flexibele opzet en de hoge dichtheid, kun je natuurlijk wel toepassen.”

Tevredenheid en trots overheersen bij Van Zomeren. Eén ding spijt hem wel: dat er geen sociale huurwoningen zijn in Little C. “Ik had dat graag gewild, maar in 2013 was er geen woningcorporatie te vinden die zich aan dit project wilde verbinden. Dat moet bij een volgend project echt anders wat mij betreft.”

 

Voor NRC schreef ik deze reportage over de 80-jarige Noordoostpolder.

 

Ook het notariaat innoveert. Voor Notariaat Magazine schreef ik over registratiesystemen voor kunst en pleziervaartuigen waarbij de notaris zijn traditionele rol als onafhankelijk toezichthouder vervult in een nieuwe, digitale omgeving.

 

Voor Cobouw schreef ik deze reportage over leegstaande kerken en wat daarmee te doen.

 

Cobouw, 11 april 2022

Gemeentewerf Nieuwveen biobased en circulair

De nieuwe gemeentewerf van Nieuwveen is opgetrokken uit hout en hergebruikte bouwmaterialen en staat daarmee volgens de makers model voor de toekomst van het bouwen: circulair en biobased.

Bas Slager (links) en Dennis Combee: “Het hergebruik van materialen vroeg flexibiliteit van de bouwers.”

Door Johan Nebbeling

Soms moet je een beetje mazzel hebben als je werkt met tweedehands bouwmaterialen, weet Dennis Combee van bouwbedrijf Van Engen. Neem die stalen buitentrap aan de gevel van de nieuwe gemeentewerf van Nieuwveen, gemeente Nieuwkoop. “Dat is een oude stationstrap. Hij past perfect en is in prima staat. We konden hem zo plaatsen. Alleen die deuk boven in de leuning moet er nog even uit.”

Op het desolate bedrijventerrein-in-aanleg Volt in Nieuwveen springt één pand nadrukkelijk in het oog: een geheel uit hout opgetrokken gebouw met een kleurrijke gevel, die bij nadere beschouwing blijkt te bestaan uit ouwe deuren en op maat gezaagd afvalhout. Hier en daar zitten nog de slotgaten.

Jeugdgevangenis

Aan de achterzijde van het pand hangen stalen rekken waar straks, in het voorjaar, planten als gevelbekleding gaan groeien. “Die hebben we uit een gesloopte jeugdgevangenis”, lacht directeur Bas Slager van Repurpose, dat de materialen voor de gemeentewerf bijeen sprokkelde. “De rekken hingen boven de luchtplaats om ontsnappingen te voorkomen.”

Afgezien van de stationstrap en de stalen rekken is het alles hout wat de klok slaat in de nieuwe loods met kantoren van Nieuwveen. Nou ja, behalve de vloer want die is gewoon in beton gestort omdat hout zich nu eenmaal minder geschikt is voor toepassing in en onder de grond.

In het interieur zijn verschillende soorten gecertificeerd hout toegepast uit diverse Europese landen. En zo ruikt het ook in de 1.000 vierkante meter grote loods waar medewerkers van Van Engen latten en balken op maat zagen: lekker, fris. “Zie je ook hoe licht en schoon het binnen is”, zegt Combee. “Houtbouw geeft gewoon minder troep op de bouwplaats en een gezondere luchtkwaliteit.”

Mogelijkheden

Het is duidelijk: Combee gelóóft in houtbouw en hergebruik van materialen. Net als architect Aafke van Dijk van Orga Architect, die tekende voor het ontwerp. Beperkingen? Onzin, vindt Van Dijk: “Ik denk niet in beperkingen, maar in mogelijkheden. Ontwerpen met hout is een andere tak van sport. De mogelijkheden zijn anders, maar zeker niet minder dan van beton. Goed, aan de hoogte zit een limiet. Maar daar staat tegenover dat bouwen in hout ontzettend veel voordelen biedt.”

Zoals: een (veel) lichtere constructie, minder transportbewegingen omdat vrachtwagens meer bouwmaterialen tegelijk kunnen vervoeren en lichtere elektrische hijskranen. “En vooral geeft houtbouw een veel lagere belasting voor het klimaat en het milieu. Die hele stikstofdiscussie bijvoorbeeld speelt amper een rol bij houtbouw.”

Isolatie

Het is bovendien zonde om materialen weg te gooien die nog kunnen worden hergebruikt, vindt Van Dijk: “De combinatie van biobased materialen en hergebruik van materialen in vooral de gevel maakt het gebouw circulair. Ook alle isolatie boven het maaiveld en de interieurafwerkingen zijn van natuurlijke materialen. Daardoor ontstaat een dampopen, gezond binnenklimaat.”

De gevel van het kantoor bestaat uit hergebruikt dakbeschot, doorgezaagde oude voordeuren, reststukken van populier en een restpartij larikshout die de aannemer over had van een vorig project. Overal en nergens’ haalde Slager van Repurpose – een bedrijf dat zich ‘de beste materiaalscout van Nederland noemt – de materialen vandaan. “Een groot deel hebben we uit ons eigen netwerk, maar zeker een derde van de materialen hebben we via Marktplaats gevonden. Het aanbod was groot, maar toch was het nog best een zoektocht. Uiteindelijk hebben we alles gevonden wat we nodig hadden.”

Het hergebruik van materiaal vroeg flexibiliteit van de bouwers, zegt Combee. “Het betekent dat je soms de vorm en uitvoering moet aanpassen aan het materiaal dat je ter beschikking hebt. Het was een voorwaarde van de gemeente dat de gevel biobased en circulair moest zijn, maar hoe dat er precies uit zou komen te zien, werd pas tijdens het bouwproces duidelijk. Dat was echt passen en meten. Onze medewerkers vonden het prachtig om mee te denken over oplossingen, bijvoorbeeld hoe het sloophout voor de gevel op maat kon worden verzaagd. In dit project konden ze hun vakmanschap uitleven.”

Bezuinigd

De bouwkosten van het de gemeentewerf bedroegen 3,9 miljoen euro. “Hoewel we het geluk hadden dat we een deel van hout hadden ingekocht vóór de recente verdubbeling van de houtprijzen, kwamen we in de eerste begroting circa acht ton te hoog uit. Dat diende te worden bezuinigd. Een hele opgave, maar het is ons onder meer gelukt door op de installaties en constructieve opbouw te besparen. Zonder dat dit  overigens ten koste is gegaan van de gewenste energiezuinigheid en kwaliteit.”

Bas Slager van Repurpose wijst erop dat ook door het hergebruik van materiaal op de bouwkosten is bespaard: “Het idee leeft dat bouwen met herbruikbare materialen vaak duurder uitpakt. Maar dat beeld klopt niet. Bijvoorbeeld de stalen stationstrap kostte 2.500 euro. Als we een nieuwe trap, die trouwens altijd van mindere kwaliteit zou zijn, hadden geplaatst, waren we zeker 4.000 euro kwijt geweest. Zo hebben we door toepassing van gebruikte bouwmaterialen in totaal nog eens voor tienduizenden euro’s kunnen besparen op de bouwkosten.”

Kader

Kengetallen gemeentewerf Nieuwveen

Opdrachtgever: Gemeente Nieuwkoop

Architect: Orga Architect

Bouwer: Bouwbedrijf Van Engen BV

Leverancier tweedehands materialen: Repurpose

Bouwsom: 3,9 miljoen euro  incl. BTW

Oplevering:  1 maart 2022

Loods: 1.000 m2

Overkapping: 390m2

Kantoren begane grond en verdieping: 140+240=380 m2

 

Het gebouw heeft een overspanning van 20 meter en een kolomvrije overkapping van 450 vierkante meter. De kolomvrije overkapping bestaat uit CLT sheddaken en samengestelde houten vakwerkliggers. Op het dak ligt 162 (circa 300m2) zonnepanelen, waarvan de opbrengt in principe moet volstaan voor de energievoorziening. Alle verlichting in het gebouw bestaat uit LED-lampen.  Het gebouw is voor verwarming aangesloten op een lokaal warmtenet dat gebruikt maakt van de restwarmte van een nabijgelegen rioleringsstation. Het water uit dat systeem heeft een aanvoertemperatuur van 12 graden. Warmtepompen zorgen voor de gewenste temperatuurverhoging. Voor warm tapwater zorgen energiezuinige boilers.