Freelancer

Blog
1 oktober 2021

De kantoorpolitiek, de vergaderingen, het ‘gezellige’ taart eten, de verplichting om acht uur per dag achter je bureau te zitten, ook als buiten de zon schijnt en je niets te doen hebt: ik had er na een jaar of wat als werknemer zó mijn buik van vol dat ik besloot om voor mezelf te beginnen en freelance journalist en tekstschrijver te worden. Vandaag 25 jaar geleden – op 1 oktober 1996 – liet ik de zekerheid van een vaste baan met dito inkomen achter me en koos voor een onzeker bestaan als freelancer.

Dat besluit ontpopte zich als een van de beste die ik in mijn leven heb genomen. Vanaf de eerste dag heb ik nooit gebrek aan werk gehad, ik heb veel verschillende dingen gedaan die ik in loondienst nooit zou hebben gedaan en het werken als freelancer heeft me de vrijheid gegeven die ik in mijn werk klaarblijkelijk nodig heb om optimaal te kunnen gedijen.

Af en toe verbaast het me dat ik het destijds heb aangedurfd die stap te zetten, want het was best een gewaagd besluit. Ik was kostwinner van een jong gezin en had niet lang daarvoor een huis gekocht. Maar ik werkte als eind- en hoofdredacteur in loondienst veel met freelancers, zag hoe matig die vaak presteerden én wat ze daarvoor declareerden en wist: dit kan ik ook. En beter.

Buffer

Vooral die eerste jaren heb ik me het snot voor de ogen gewerkt, omdat ik zo snel mogelijk een financiële buffer wilde opbouwen voor mindere tijden. De arbeidsongeschiktheidsverzekering die ik afsloot was peperduur; ik denk dat ik tot het moment dat ik de verzekering twintig jaar later opzegde in totaal zeker 70.000 euro premie heb betaald. Ik heb die verzekering nooit nodig gehad en achteraf gezien kun je zeggen: weggegooid geld. Maar ik kreeg er  gemoedsrust voor terug en dat was me veel waard.

Na een paar jaar was ik zover dat ik financieel gezien een redelijk stabiele financiële positie had opgebouwd waarmee ik niet zo snel in de problemen zou komen als de opdrachten onverhoopt opdroogden. Dat moment kwam gelukkig nooit, maar ik ben wel af en toe zenuwachtig geweest als nieuwe klussen langere tijd uitbleven.

Dat is iets waar, denk ik, iedere freelancer mee moet leren leven: het is altijd hollen of stilstaan. Het ene moment kom je om in het werk en maak je lange dagen om je opdrachtgevers tevreden te houden, het andere moment zit je met je duimen te draaien: waar blijven die klussen? Komen ze überhaupt nog?

Organisaties

Ik heb als freelancer voor eindeloos veel organisaties gewerkt; van Staatsbosbeheer tot de Rabobank, van energiebedrijf E.ON tot het UWV, van de gemeente Capelle aan den IJssel tot het Rathenau Instituut, van Stichting Natuur en Milieu tot NS, van ministeries tot ziekenhuizen. Ik kwam over de vloer bij talloze bedrijven, instellingen organisaties, leerde van iedere opdrachtgever wat en kreeg een goed beeld van hoe organisaties en de samenleving functioneren.

En hoewel ik nooit echt 100 procent tevreden ben over mijn werk – het kan altijd beter –  heb ik prachtige artikelen geschreven waar ik echt trots op ben. Toen na de eeuwwisseling de digitale fotografie aan haar grote opmars begon, heb ik die omarmd en me eigen gemaakt, waardoor ik ook als fotograaf mooie dingen heb kunnen doen.

Een kleine tien jaar had ik samen met drie collega’s een bureau dat zich toelegde op de productie van relatiemagazines, nieuwsbrieven en personeelsbladen. Nadat een van mijn medevennoten wegens psychische problemen het bureau had verlaten, raakte de schwung er uit en besloot ik weer alleen te gaan werken.

Omdat ik meer voor kranten en tijdschriften wilde gaan schrijven, ging ik verhalen maken aan onder meer Trouw en het AD. Vooral voor die laatste krant maakte ik tientallen, misschien wel honderden, interviews, reportages en achtergrondverhalen voor vooral de zaterdagbijlage. Sinds 2016 verzorg ik de succesvolle wekelijkse rubriek Waarvan Akte over de belevenissen van notarissen. Ik heb nooit de ambitie gehad om schrijver geworden, maar uit die rubriek zijn twee boeken voortgekomen die nog aardig verkopen ook.

Buitenstaander

Is het freelancerbestaan dan altijd rozengeur en maneschijn? Nee, natuurlijk niet. Om te beginnen: als freelancer ben je altijd een buitenstaander, iemand die wordt ‘ingevlogen’ om een opdracht te voltooien en dan weer uit beeld verdwijnt tot de volgende opdracht zich aandient. Ik voel me daar trouwens wel senang bij, maar er kleven ook nadelen aan.

Een ervan is dat redacties van dagbladen een soort zwarte gaten zijn waarin alles verdwijnt en waaruit niets ontsnapt. Reorganisaties, een andere redactionele koers, nieuwe redacteuren: ik kom er vaak pas  maanden later bij toeval achter. De publicatiedag van mijn rubriek Waarvan Akte in het AD bijvoorbeeld is diverse keren veranderd, maar dat merkte ik pas toen het al zover was. Door een nieuwe vormgeving moest ik soms mijn teksten iets korter of iets langer maken, maar dat hoorde ik pas achteraf.

Zelden of nooit krijg ik vanuit de redactie een reactie op mijn werk. Geen bevestiging van ontvangst als ik een stuk heb opgestuurd, geen complimenten, geen nadere informatie over zaken als plaatsingsdatum of fotografie. Alleen als er iets fout gaat, krijg ik dat te horen.

Voor redacties – en dat geldt net zo goed voor afdelingen communicatie van organisaties – ben ik een ingehuurde klusjesman die meteen weer uit beeld verdwijnt zodra de klus is geklaard. Ik begrijp dat wel, want mensen zijn bezig met hun eigen sores en hun eigen belangen (kantoorpolitiek!), maar het is soms best frustrerend.

De hoofd- en eindredacteuren met wie je als freelancer meestal contact onderhoudt, zeggen naar buiten toe dat ze freelancers belangrijk vinden – en dat zíjn ze ook; Nederlandse media zouden niet functioneren zonder freelancers – maar daar merk je als freelancer weinig van, zowel in waardering als in beloning.

Het feit dat je niet echt meetelt, leidt soms tot bizarre situaties. Omdat je ‘een onzichtbare collega’ bent, houden mensen ook amper rekening met je of menen ze dat ze zich niet aan de meest elementaire fatsoensregels hoeven houden.

Nalatigheid

‘Onze sterverslaggever’ noemde de chef van het weekendmagazine van AD mij ooit. En hoewel ik dat een gênante benaming vond, gaf het wel aan dat mijn werk werd gewaardeerd. Maar toen er een nieuwe cheffin kwam, nam die haar eigen causerietje van freelancers mee en verdween ik uit beeld. Klaarblijkelijk legden de talloze artikelen die ik voor haar komst had geschreven geen gewicht in de schaal.

Een keer had de organisatie waarvoor ik al een paar jaar als eindredacteur een tijdschrift maakte een nieuwe, goedkopere  eindredacteur aangetrokken zonder mij dat te vertellen. We ontmoetten elkaar tijdens de redactievergadering waar ik nietsvermoedend binnenliep, wat nogal awkward was. Behoorlijk lomp natuurlijk, maar excuses bleven uit.

Een opdrachtgeefster op een ministerie vond het volkomen gerechtvaardigd haar slechte humeuren uit te leven op ‘haar’ freelancers en bij de Belastingdienst ben ik een keer uit een vergadering weggelopen omdat de dienstdoende communicatieadviseur – ook een vrouw trouwens – mij bij voortduring schoffeerde. Dat vond ze kennelijk geoorloofd omdat zij de baas was en ik maar een losse kracht. Het heeft me geleerd: geef mensen een vinger macht en ze maken er misbruik van.

Maar dergelijke voorvallen hebben overall de pret nooit gedrukt. Voor mij is het het freelancerschap een manier van werken en leven waar ik niet meer buiten zou kunnen en willen. En als het me is gegeven, ga ik er nog lang mee door.

Naar homepage